De United Nations Mission in Ethiopia and Eritrea (UNMEE), of VN-missie in Ethiopië en Eritrea in het Nederlands, was een waarnemingsmissie van de Verenigde Naties op de grens tussen Ethiopië en Eritrea in de Hoorn van Afrika. De missie was er actief tussen 31 juli 2000 en 31 juli 2008. De missie werd ingesteld om te helpen bij het implementeren van het vredesakkoord van Algiers tussen Ethiopië en Eritrea dat een einde maakte een twee jaar durende grensoorlog tussen de twee landen. De missie bestond uit ongeveer 4.200 militairen en civiele medewerkers.
Nederlandse bijdrage aan UNMEE
De Nederlandse regering besloot op 13 oktober 2000 met een versterkt mariniersbataljon aan UNMEE deel te nemen. Nederland leverde met ruim 1.100 militairen de grootste bijdrage aan UNMEE. Het bataljon was versterkt met 4 Chinook-transporthelikopters, een veldhospitaal en een logistieke compagnie. Het bataljon werd ingezet in de centrale sector van UNMEE. Nederland leverde ook de Force Commander van UNMEE, generaal-majoor der mariniers Cammaert.
Samenstelling Nederlandse bataljon
De Verenigde Naties vonden dat het bataljon in de centrale sector van UNMEE uit 4 versterkte compagnieën moest bestaan. Het mariniersbataljon telde er 3 en werd versterkt met een Canadese ‘compagnie’ (530 militairen). Het Netherlands-Canadian Battalion (NECBAT) was hiermee een feit.
De commandant van het mariniersbataljon was ook commandant NECBAT en sectorcommandant. Het sectorcommando werd uitgebreid met een Slowaakse mijnenruimcompagnie, enkele Franse officieren, meer dan 70 militaire waarnemers en een aantal politiek adviseurs. Ondertussen was eind juli 2000 al wel een Nederlandse kolonel als hoofd van een liaisonteam naar de Eritrese hoofdstad Asmara vertrokken.
Het bataljons- en sectorhoofdkwartier, de B-compagnie en een Nederlands verkenningspeloton werden in Adigrat geplaatst. Dat was de enige bataljonslocatie in Ethiopië. De A-compagnie kwam in Adi Quala en de C-compagnie in May Mine. De Canadese H-compagnie en het Canadese verkenningspeloton werden in Senafe ondergebracht. De ondersteunende eenheden en het helikopterdetachement bouwden hun kamp in Dekemhare. Hier vestigde zich ook het Nederlandse contingentscommando.
De Amphibious Beach Unit (ABU) was gestationeerd in Massawa en diende als Port of Entree voor de hele operatie. De Hr. Ms. Rotterdam lag buitengaats. De verbinding tussen de Hr. Ms Rotterdam werd onderhouden met de twee LCU’s Daarnaast beschikte de Rotterdam over een Lynx helikopter
Hr. Ms. Rotterdam
De Hr. Ms. Rotterdam, met aan boord de 2e bootcompagnie van het Amfibisch Ondersteuningsbataljon en twee Landing Craft Utillity, was een van de schepen die werd ingezet voor het transport van materieel en personeel. Naast de Hr. Ms. Rotterdam werden er geen andere marineschepen ingezet. Er is wel gebruik gemaakt van civiele schepen waar onder de
Uitvoering
De eerste Nederlandse eenheden kwamen op 11 december aan in de haven van Massawa en operationeel in de gedemilitariseerde zone (Temporary Security Zone: TSZ). Dat was bijna 2 maanden eerder dan de Jordaanse en Keniaanse bataljons van UNMEE. De inzet van NECBAT kende een belangrijke onderbreking op 18 april 2001. Dit was de dag waarop de TSZ door de force commander werd vastgesteld. Het accent lag vóór die datum op het monitoren van militaire activiteiten van de Eritrese en Ethiopische strijdkrachten. Dit deed UNMEE zowel binnen als buiten de TSZ. In de periode van 12 februari tot 18 april werd daarnaast toegezien op de terugtrekking van de militaire eenheden van beide landen uit de TSZ.
Na 18 april had NECBAT zijn handen vol aan de terugkerende bestuurders, politiefunctionarissen en groepen gewapende burgers (militie). Vanaf 10 mei volgden tienduizenden ontheemden die hun woningen weer opzochten. In de maanden mei en juni richtte NECBAT vooral de aandacht op het Irob-gebied, nabij Senafe. Hier verbleef een groot aantal Ethiopische eenheden. De regering van Eritrea weigerde de TSZ officieel te erkennen. Daarvoor waren twee redenen. In de eerste plaats verbleven er nog steeds Ethiopische troepen in het Irob-gebied. In de tweede plaats wilde Eritrea grote aantallen militie in de TSZ ontplooien.
Terugkeer
De rust in het gebied keerde terug na een toename van het aantal patrouilles en de inrichting van een pelotonslocatie in Monoxito. NECBAT droeg op 11 juni 2001 de gebiedsverantwoordelijkheid over aan een Indiaas bataljon. De laatste militairen van NECBAT verlieten op 22 juni het operatiegebied.